Dat is een moeilijke vraag waar iedereen al eens heeft bij
stilgestaan. We kunnen natuurlijk nooit in zekerheid antwoorden of er leven na
de dood is, er bestaat geen wetenschappelijk bewijs van.
Toch wil ik geloven in een leven na de dood, al zijn mijn
twijfels soms groot. Ik kan er rust in vinden om te denken dat er een leven is
na de dood. Hoe dat leven er dan uit ziet, weet ik helemaal niet, maar ik vind
het niet altijd nodig om iets te kunnen bewijzen of een perfect beeld ervan te
kunnen vormen om in iets te geloven.
De reden waarom ik wil geloven in een leven na de dood, is
omdat ik het voor mij beter vind om bepaalde zaken te verwerken, zoals de dood
van mijn moeder. Maar ook omdat ik dan een reden heb om mijn aardse leven goed
te maken. Ik denk dus ook dat ons leven hier op aarde invloed heeft op een
leven na de dood.
In bepaalde culturen gelooft men in reïncarnatie. Daar gaat
mijn persoonlijke voorkeur niet naar uit, ik denk dat, na dit aardse bestaan er
een zich andere vorm van leven zal ontwikkelen. Ik denk ook dat wij een geheel
zijn van een nog groter bestaan.
Ik heb ooit een lezing bijgewoond van Luc Versteylen die ons
leven en onze dood op een heel mooie manier omschrijft, volgens hem heb je bij
elke dood een wedergeboorte, net zoals bij de boeddhistische religies, maar die
wedergeboorte is telkens naar een nieuwe vorm van leven.
In onze eerste levenscyclus hebben we onze eerste geboorte,
Die gebeurt bij ons ‘ontstaan’. Wanneer de eicel bevrucht wordt en de eerste
cellen van ons menselijk lichaam wordt gevormd. We groeien en leven tot negen
maanden in de buik van onze moeder. Zonder te weten wat er buiten deze
baarmoeder gebeurt. We horen af en toe iets en weten ergens wel dat er iets is
buiten die baarmoeder, maar we hebben geen enkel idee wat er daar is, al weten
we dat we daar wel naar toe gaan.
In onze tweede levenscyclus hebben we onze tweede geboorte,
onze aardse geboorte. We verlaten de vertrouwde baarmoeder en gaan naar ‘iets’
wat we niet kennen. Dit is onze eerste dood en tevens onze tweede geboorte. We
hebben hier op aarde een leven waarvan wij weten dat er nog ‘iets’ meer is dan
ons, zonder dit ooit te kunnen aanraken of te weten hoe dat eruit ziet. We
weten wel dat we ernaar toe gaan, net als in onze vorige levenscyclus, en
hebben dus weer geen enkel idee wat er daar is of hoe het eruit ziet. We weten
alleen dat het op één dag zal gebeuren. Dit zal onze tweede dood zijn en volgens
mij een derde geboorte.
De eerste vraag die hierbij rijst is natuurlijk: Wat met een
miskraam, of baby’s die te vroeg geboren worden en daardoor sterven voor hun
geboorte? Volgens mij zijn dat mensen die om een of andere reden deze aardse
levenscyclus overslaan. Maar de reden daarvan weet ik niet.
Ik ben ervan overtuigd dat er leven na de dood is en dat
mijn moeder en andere mensen die mij al hebben verlaten kunnen zien wat ik doe
in dit leven. En dat zijn zelfs een invloed hebben op mijn handelen, denken en
voelen. Ik wil ook niet geloven dat ik hier zal verdwijnen en dat de persoon
die ik ben en hoe ik denk in één slag zal verdwijnen in het niets.
Eens
kwam een man met tranen in de ogen bij me en zei: ons Martine is erg ziek en ze
heeft volgens de dokter maar tien dagen meer te leven, kan je ons helpen?
Het meisje, veertien jaar oud, lag op de kinderafdeling van het ziekenhuis. Haar moeder zat aangeslagen dag en nacht aan haar bed.
Ik zei: ik ga haar een brief schrijven. Een brief waarin ik wil proberen te antwoorden op haar beknellende vraag: moeke, waar ga ik nu naar toe?
Het meisje, veertien jaar oud, lag op de kinderafdeling van het ziekenhuis. Haar moeder zat aangeslagen dag en nacht aan haar bed.
Ik zei: ik ga haar een brief schrijven. Een brief waarin ik wil proberen te antwoorden op haar beknellende vraag: moeke, waar ga ik nu naar toe?
Ik
schreef haar:
Martine, je hoeft niet bang te zijn voor de dood. Want eigenlijk ben je ooit al eens dood-gegaan, en zie, toch leef je nog.
Eigenlijk zijn wij mensen allemaal al twee keer geboren en één keer gestorven. Alleen, we weten het niet meer. Toen je moeder, Martine, eergisteren vertelde over je blije geboorte, toen zei je: da weet ik nie meer zunne. En toch was die geboorte al de tweede geboorte. De eerste, daar weten we nog veel minder van en toch hebben we die ook beleefd. Dat was toen wij ontvangen werden in de schoot van onz' moeder. Dit was het begin van ons eerste leven, binnenin de moederschoot. Daarin zijn we gegroeid van één celletje naar een volgroeid wezentje. Tot we begonnen uit onze moederschoot weg te willen, omdat we voelden dat onze tijd gekomen was.
Ieder van ons, ook jij Martine, voelde zich goed in die moederschoot. En toch moest je er weg, toch kon je er niet blijven. En dan, Martine, ben je voor de eerste keer doodgegaan. Of liever, je dacht dat je aan het doodgaan was, maar meteen was duidelijk dat dood-gaan een door-gaan is. Je bent ter wereld gekomen, voor de tweede maal geboren. Wie bij die geboorte binnen in de moederschoot zou kunnen kijken, zou niets anders zien dan pijn en verdriet en niets anders horen dan de klacht: waarom gaat zij nu van ons weg, was het dan niet goed bij ons? Maar niemand denkt na de geboorte nog aan de pijn, zelfs de moeder niet, want iedereen is blij om het nieuwe leven dat nu zichtbaar is.
En zo begon dan voor ons het tweede leven. Ook voor jou, Martine. En eigenlijk zou je nog vijftig, zestig, zeventig jaar volle leven te wachten moeten staan. Maar nu komt de dokter zeggen: Martine, je hebt nog maar amper tien dagen te leven. Wat gebeurt er nu met jou? Vlieg je nu uit de bocht? Tel je niet meer mee? Of zou het niet kunnen, Martine, dat je nu weer door een dood heengaat, om in je derde leven geboren te worden?
Van deze derde geboorte voelen we alleen maar de pijn en de angst aan de binnenkant, hier en nu. Maar hoe vredig kan het ons niet maken, wanneer wij geloven dat wij door al die pijn en angst heen, herboren zullen worden naar de hemel, waar geen rouw meer zal zijn, geen geween, geen pijn, geen verdriet en ook nooit geen dood meer. En zoals niemand in de moederschoot kan terugkeren om te laten weten dat doodgaan geboren worden is, kan niemand uit het derde leven ons zeggen hoeveel zaliger het daar is.
Martine, je hoeft niet bang te zijn voor de dood. Want eigenlijk ben je ooit al eens dood-gegaan, en zie, toch leef je nog.
Eigenlijk zijn wij mensen allemaal al twee keer geboren en één keer gestorven. Alleen, we weten het niet meer. Toen je moeder, Martine, eergisteren vertelde over je blije geboorte, toen zei je: da weet ik nie meer zunne. En toch was die geboorte al de tweede geboorte. De eerste, daar weten we nog veel minder van en toch hebben we die ook beleefd. Dat was toen wij ontvangen werden in de schoot van onz' moeder. Dit was het begin van ons eerste leven, binnenin de moederschoot. Daarin zijn we gegroeid van één celletje naar een volgroeid wezentje. Tot we begonnen uit onze moederschoot weg te willen, omdat we voelden dat onze tijd gekomen was.
Ieder van ons, ook jij Martine, voelde zich goed in die moederschoot. En toch moest je er weg, toch kon je er niet blijven. En dan, Martine, ben je voor de eerste keer doodgegaan. Of liever, je dacht dat je aan het doodgaan was, maar meteen was duidelijk dat dood-gaan een door-gaan is. Je bent ter wereld gekomen, voor de tweede maal geboren. Wie bij die geboorte binnen in de moederschoot zou kunnen kijken, zou niets anders zien dan pijn en verdriet en niets anders horen dan de klacht: waarom gaat zij nu van ons weg, was het dan niet goed bij ons? Maar niemand denkt na de geboorte nog aan de pijn, zelfs de moeder niet, want iedereen is blij om het nieuwe leven dat nu zichtbaar is.
En zo begon dan voor ons het tweede leven. Ook voor jou, Martine. En eigenlijk zou je nog vijftig, zestig, zeventig jaar volle leven te wachten moeten staan. Maar nu komt de dokter zeggen: Martine, je hebt nog maar amper tien dagen te leven. Wat gebeurt er nu met jou? Vlieg je nu uit de bocht? Tel je niet meer mee? Of zou het niet kunnen, Martine, dat je nu weer door een dood heengaat, om in je derde leven geboren te worden?
Van deze derde geboorte voelen we alleen maar de pijn en de angst aan de binnenkant, hier en nu. Maar hoe vredig kan het ons niet maken, wanneer wij geloven dat wij door al die pijn en angst heen, herboren zullen worden naar de hemel, waar geen rouw meer zal zijn, geen geween, geen pijn, geen verdriet en ook nooit geen dood meer. En zoals niemand in de moederschoot kan terugkeren om te laten weten dat doodgaan geboren worden is, kan niemand uit het derde leven ons zeggen hoeveel zaliger het daar is.
(Luc Versteylen)